Wilsum bestaat al een tijdje

Op 28 december 1260, verklaart Henricus, bisschop van Traiectem (Utrecht) dat indertijd ingezetenen van Friesland naar Salland zijn gekomen in de moerassige streek Vene (Kamperveen), bij het dorp Wilsem en Campen gelegen.

In 1276 op 18 september verklaart Floris V, dat hij aan de kooplieden van Kampen, Zwolle, Deventer, Wilsum en tussengelegen plaatsen met het oog op de verplaatsing van de handel van de Vlaamse haven Ziin (het Zwin bij Brugge) naar Dordrecht, bepaalde voorrechten heeft verleend.

Op 4 oktober 1328 is er onenigheid over de verdeling van Mastenbroek, daarom maant Willem, graaf van Henegouwen, schepenen en raad van de steden Kampen, Zwolle, Wilsum, Hasselt, IJsselmuiden en andere marktgenoten in Maesbroec (Mastenbroek), met uitzondering van de heer van Wrst (Voorst), tenzij hij zich bij de genoemde groepen aansluit, om zich naar aanleiding van een klacht van de bisschop van Utrecht voor 24 a.s. met deze te verzoenen en hen gehoorzaam te zijn.

Roderic, heer van Voorst sloot zich echter wel aan bij de genoemde steden, waarna een oorlog ontstond tegen Jan van Diest, bisschop van Utrecht waarover staat: 

dat dese oorlog de partijen malckanderen grote schade hebben gedaan mit vangen, doodtslaen, roven, en branden.

Waarna op 22 mei 1330 een bemiddelaar werd aangesteld, namelijk Sueder, heer van Apecoude, die bemiddelde tussen de bisschop van Utrecht en Roderic van Voorst. In het compromis dat werd opgesteld, staat bij punt 2:

Alle goederen, die sinds 23 april van weerszijden zijn opgevorderd of geroofd, moeten voor 24 juni ten overstaan van schepenen te Deventer worden teruggegeven.

punt 4:

De heer van Voerst moet de bisschop een man teruggeven voor de man die gedood is.

punt 11: 

de stad Suol (Zwolle) en de andere steden en dorpen, die Heer Roderic van Voorst in het geschil over Mastbroec geholpen hebben, moeten de bisschop 7000 ££ zwarte Thorn. betalen te Utrecht, en wel in drie termijnen: de stad Suol 4000 ££, het kerspel Suol buiten de stadsvrijheit 1000 ££, stad en kerspel Wilsum 500 ££, kerspel Dalvesem 400 ££ en kerspel Ghenemude buiten de stadsvrijheit 300 ££.

De heer van Voorst (Zweder van Voorst) bleef dwars liggen, en gedroeg zich als een echte roofridder, de steden en het platteland ondervonden veel hinder van hem, door o.a. plunderingen, op 14 oktober 1361 brandde hij de voorstad van Zwolle plat.

Waarop de bisschop van Utrecht, Jan van Arkel, het kasteel Voorst ( dat als het sterkste van Overijssel gold) belegerde, en na een beleg van 15 weken het kasteel veroverde.

Het kasteel Voorst werd verwoest, en de tegenstand van de heer van Voorst gebroken, waarna er vanaf 1364 begonnen kon worden met de verdeling van Mastenbroek, die voltooid werd in 1390, waarbij Wilsum een stuk land kreeg dat nu nog het Veurslag heet.

Op 4 mei 1394 bevestigd Frederic van Blankenheym, bisschop van Utrecht, de stad Wilsum in haar oude voorrechten.